Godsbeleving

 

Carl Welkisch

 

Godsbelevenis op 28 oktober 1980

 

De volgende belevenissen van Carl Welkisch komen uit het boek ‚In het vuur van Gods geest‘.

 

Goede Week 1935

 

Toen begon er op de maandag van de lijdensweek, vroeg in de ochtend tegen halfzes, voordat het lawaai in het ontwakende huis (opmerking: de Breslauer gevangenis) sterker werd, een Godsbeleving van een zo overweldigende grootsheid en indringendheid, dat die voor mij eeuwig onvergetelijk is. - Geheel rechtstreeks vond ik mijzelf zittend op de schoot van een krachtige en volmaakte mannelijke gestalte van veel meer dan menselijke grootte, en keek omhoog in het majestueuze gelaat - God de Vader.

 

Heiligheid en almacht gingen het sterkste van HEM uit; maar het was de liefdevolle, persoonlijke God, die tot mij sprak. Met hetzelfde liefdevolle begrip als Christus op 14 december zette God de Vader mij uiteen, dat ik onvoorwaardelijk ook nog naar Berlijn naar het verschrikkelijke kamp (opmerking: concentratiekamp 'Colombia' in de beruchte Gestapo-gevangenis Columbia-Haus) moest, dat mij dat niet bespaard kon worden. HIJ liet mij voelen dat HIJ mij in mijn lijden en in mijn angst voor deze onrechtvaardige eis ten diepste begreep. Maar vanuit Zijn wijsheid moest HIJ ook dit zware nog van mij verlangen, en ik daar vrijwillig toe besluiten. Volgens de orde, die HIJ Zijn schepping had gegeven, konden bepaalde werkingen van God binnen de mensheid alleen door bemiddeling van mensen gebeuren, van mensen die zich onvoorwaardelijk overgeven aan het instromen van God. Ook de Tegenstander kan alleen werken door mensen die zijn zin doen. In de grote confrontatie tussen de kracht van goddelijke liefde en de satanische vernietigende wil had in de geschiedenis van de mensheid iedere kant zich al vaker van een menselijk instrument bediend, waarbij evenwel de innerlijke werking van de goddelijke liefde meestal verborgen was gebleven. Nu was Hitler mijn tegenpool, en het overwinnen van de nationaalsocialistische tirannie vereiste nu voor langere tijd mijn verblijf in het centrum van deze aardse hel. Maar tegelijkertijd wilde HIJ ook, in overeenstemming met de vergeestelijking van mijn natuurlijke mens, het gebeuren in de materiële wereld steeds meer met Zijn liefde grijpen en sturen.

 

... Toen werd mij plotseling de hoogste genade geschonken: in de diepste nood zie ik God de Vader en voel, hoe Zijn wezen mij van binnenuit tot in mijn lichamelijk-menselijke deel doordringt, en wel zo, dat alle lichamelijke zintuigen en iedere individuele cel van mijn lichaam daar bewust deel aan hebben. Nog duidelijker, nog bewuster kan een beleving absoluut niet zijn; en even geweldig als het is, wordt het voor de mens tot in de materiegeesten van zijn lichaam volkomen zeker, dat God begrip heeft voor ons mensen tot in onze uiterste bewegingen, en in zoverre ook mens is. Maar toch bestaat er een duidelijk onderscheid tussen dit mens-zijn van God de Vader en het menselijke wezen van Christus, een onderscheid waar geen woorden voor zijn, zodat ik het niet eens kan aanduiden.

 

Göteborg, 4 januari 1940

 

Vandaag zegt de goddelijke Stem tegen mij:

 

Neem je pen en schrijf! - Schrijf, dat IK jou lijden heb gegeven als zand aan de zee - een lijden, dat geen mens kan vatten of begrijpen. Ieder uur van je leven was doordrenkt met pijn en kwelling. En dat allemaal ter wille van de trage mensen, die MIJ, hun God, hebben vergeten, die zich in deze wereld thuis voelen, die niets meer van hun geestelijke afstamming weten en anders niet te redden zijn!

 

Belevenis van 23 mei 1944

 

Vandaag sprak de goddelijke Stem:

 

Er is een groot verschil tussen jou en alle andere mystici. Alles in jou bewerkstellig alleen IK vanaf je vroegste jeugd, alleen van binnenuit, maar tot in het buitenste. Derhalve heb jij nooit veel van buiten kunnen doen; dat werd vrijwel nooit toegelaten. Deze ontwikkeling, alleen van binnenuit, wordt door jou als bijzonder zwaar gevoeld, omdat daarbij iedere eigen activiteit van je natuurlijke mens aan banden gelegd moet worden en hij zich aan alle kanten belemmerd ziet. Aan hun vele oefeningen, kastijdingen en dergelijke inspanningen beleefden de andere mystici toch een zekere bevrediging, doordat het hun toescheen dat zij daarmee zelf iets bijdroegen aan hun ontwikkeling. Maar hier in jouw geval bewerkstellig alleen IK alles; jijzelf kunt er helemaal niets aan toevoegen. Toch voel je Mijn werkzaamheid in je lichaam zo sterk, dat daardoor nu voor jou een volledig nieuwe toestand is ontstaan.

 

5 mei 1947

 

Ik was volledig aan het einde van mijn krachten en zag geen mogelijkheid meer om nog verder te leven … Ik las in de geschriften van Seuse. Toen overkwam mij de eenwording met God, die mij ophief in een geweldige belevenis. Ik vermoedde daarbij niet dat die mij speciaal op de ingrijpende en plotselinge verandering van mijn situatie moest voorbereiden. Zulke verheven vertroostingen hebben immers steeds ook algemene geldigheid.

 

Alles, wat je overkomen is en nog overkomt, komt van MIJ; er gebeurt je niets, wat niet Mijn wil is, accepteer het dus, dan help IK je ook om het te dragen.

 

Weidenberg, 4 september 1948

 

Vandaag toonde God mij weer een keer, dat uitsluitend Hijzelf, zonder tussenkomst van de hemel, mij rechtstreeks door het aardse leven leidt:

 

IK ben de leider van jouw leven van kindsbeen aan. Jouw hele wezen werd er altijd al toe voorbereid om MIJ, de Almachtige God, helemaal in zich op te nemen. Daartoe moest het louteringslijden dienen. Zo maak IK van jou voor MIJ een vat en een gestalte, om in een nieuwe, meer omvattende orde in de mensheid werkzaam te zijn en hen eindelijk uit de boeien van de materie te bevrijden.

 

Meran, Pinksteren 1970

 

Een paar dagen geleden had ik weer een ontmoeting met God de Vader in persoon. Ik zag HEM voor mij staan. HIJ omarmde mij en drukte mij aan Zijn hart, maar HIJ zweeg. Nu echter hoorde ik Zijn stem:

 

Jij gaat er erg onder gebukt, dat jou slechts zo zelden nog einige werkzaamheid naar buiten toe wordt toegestaan. Alleen in de omvangrijke praktijk van de jaren in Breslau had je veel grote genezingsresultaten, dikwijls ook spontane genezingen, maar sindsdien komen die nauwelijks nog voor. Als jij hoort over wondergenezingen, die IK door menige evangelist of in bedevaartplaatsen bewerkstellig dan lijd jij eronder, dat bij jou niet meer hetzelfde mag gebeuren en dat jij er sinds je hechtenis (opmerking: onder Adolf Hitler) zo hulpeloos, ja onbekwaam voor de wereld bij staat. Maar dat moet zo zijn. IK moet jou in een toestand van passiviteit houden, die jij als heel negatief voelt, omdat jij heel goed weet, dat het met volle macht werkzaam zijn een gevoel van hoogheid geeft. Voor datgene, wat IK door jou tot stand wil brengen, moet jij echter ontdaan zijn van iedere eigen wil, ontdaan van iedere eigen activiteit. Alleen in volledige deemoed kun jij het instrument zijn, waardoor IK het lichaam en de daarmee overeenkomende sferen van de uiterlijke wereld wil vergeestelijken en naar het goddelijke terugbrengen.

 

Fidaz bei Flims, 24 juni 1970

 

Hier werd in 1939 een kindertehuis begraven onder een vallend rotsblok; 13 kinderen en 5 volwassenen stierven. Op de rots, waar nog vier kinderen onder liggen, bouwde men een zuilengang en een halfcirkelvormig voorplein met een klein stenen muurtje. Reeds op 22 juni 1963 had ik hier een aangrijpende Godsbeleving.

 

Als wij vandaag het voorplein oplopen, heb ik het gevoel alsof wij een reusachtige kathedraal binnengaan. Dan openen zich de hemelen, ik hoor engelenkoren zingen. Dan steekt er een geweldig geruis op, en ik hoor de stem van God de Vader als een donder door alle hemelen en werelden weerklinken:

 

Wat God doet, dat is wel gedaan!

 

Mijn hele wezen wordt met zo'n kracht door God doorstraald, dat ik in feite geen mens meer, maar in het goddelijke opgeheven en met God verenigd ben.

 

Daarbij wordt mij door God de teraardebestelling van mijn vader (1907) in herinnering geroepen, waarbij de leraren van het hele district waren samengekomen om hun collega eer te bewijzen, en waar dit lied werd gezongen. Terwijl ik dat aan mijn begeleiders vertel, duikt God de Vader diep in mij binnen en spreekt:

 

Het is zoals het lied zegt. Deze troost gaf IK jou reeds bij de dood van je vader. Onthouden jullie nu eindelijk eens: IK ben de liefde! Wat IK doe, dat is wel gedaan, ook al kunnen jullie het niet inzien en niet begrijpen. Weten jullie soms, welke aardse ellende IK diegene bespaar, die IK plotseling wegneem? IK ben jullie Vader en doe voor iedereen het beste. Jullie kunnen Mijn wijsheid niet bevatten, daarom moeten jullie in deemoed en dankbaarheid naar Mij opzien.

 

 

 

naar boven