Biografie

Carl Welkisch

Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader, en gij neemt mij niet aan; zo een ander komt in zijn eigen naam, dien zult gij aannnemen.  Joh. 5-43

 

Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen, en zal nog meer dan deze; want Ik ga heen tot Mijn vader.  Joh. 14-12

 

Carl Welkisch is een christelijke mysticus uit de 20e eeuw. Mystici zijn mensen, die in waakbewustzijn inzichten van de bovenzinnelijke wereld en in bijzondere gevallen zelfs over het wezen van God ten deel vallen.

 

Carl Welkisch werd op 14 december 1888 in het huidige poolse Gloden als zoon van een leraar geboren. Reeds als kleine jongen was hij helderziend en beleefde daarbij geestelijke wezens, die voor anderen verborgen bleven. Op zijn zevende levensjaar werd hij bij het lezen van een bijbeltekst in de binnenste Hemel opgeheven en opgeroepen in de navolging van Christus te treden: "Ook jij ben tot deze weg geroepen en moet het zelfde doel bereiken!", werd hem dit toegeroepen. - Pas vele jaren later sprak hij over deze belevenis met zijn familie.

 

Carl Welkisch

Na het afronden van zijn schooltijd doorliep hij op wens van zijn vader een handelsopleiding. Na de vroege dood van zijn vader in 1907 brak hij deze af en opende gehoorzamend aan een innerlijke instruktie een praktijk als geestelijk genezer in Breslau.

 

Als kind al had hij genezingen door zijn gebed mogen beleven en geloofde nu, -zoals Christus- de mensen uit goddelijke kracht te mogen helpen. In deze bijna 20 jaar van nog meer naar buiten toe gerichte werkzaamheid als geestelijk genezer mocht hij steeds weer grote genezingen volbrengen, doch lang niet in de mate zoals hij dat wenste en waartoe - zoals hij innerlijk voelde - ook de goddelijke kracht voorhanden was.

 

In 1912 kwam hij bij Carl Huter, de oprichter van de psycho-fysiognomie, die een vaderlijke vriend en helper voor hem werd en hem hielp, zijn heldervoelendheid op de juiste wijze op te bouwen. Bij Carl Huter, die zelf van kindsheid af in innig kontakt met engelen en de geestelijke wereld stond, beleefde hij de geestelijke vrijheid en ruimte, die hij voor zijn bijzondere weg beslist nodig had. Alleen in deze volle innerlijke vrijheid en zelfstandigheid en in een onmerkbare innerlijke openbaring door Christus en God de Vader geleid, kon Carl Welkisch aan zijn verplichtingen als roeping tot navolging van Christus als een hedendaags mysticus voldoen.

 

Carl Welkisch

In het begin van het derde rijk werd Carl Welkisch wegens zijn visioenen en uitspraken over Adolf Hitler gearresteerd, kwam eerst in de gevangenis van Breslau en dan in het Columbia-huis in Berlijn terecht, waarheen hij als mysticus de goddelijke liefde moest brengen.

 

Door ingrijpen van God werd hij door gebrek aan een aanklacht na tien maanden op vrije voeten gesteld, maar mocht echter voortaan niet meer openlijk werkzaam zijn. Daarmee werd hem het voortzetten van zijn praktijk als genezer belet. Al voor zijn arrestatie was hij van de persoonlijke behandelingen toenemend op geestelijke afstandsbehandelingen overgegaan.

 

Later werd hij door Christus gemaand, dagelijks gedurende de zogenaamde 18:00 uur behandeling de godsliefde in zich op te nemen en aan de gehele mensheid verder te leiden.

 

Deze opgave zal ook na zijn overgang in het hiernamaals doorgaan! Weliswaar behandelde hij in de latere decennia steeds weer ook persoonlijk mensen, die zijn hulp zochten, doch zijn eigenlijke opgave was die van een mysticus: Hij zou zich al tijdens zijn leven - als plaatsvervanger van de mensheid voor God- tot in het uiterste van het lichaam door de godsliefde moeten laten doordringen en heiligen.Door dit doordringen van de goddelijke liefde tot in de materie, wat hij als Geboorte van God in de mens aanduidt, kan God de mens in een tot dan toe nog niet mogelijk geweest zijnde wijze liefhebbend en helpend tegemoetkomen. Er wordt dan volgens een openbaring van God de Vader daarmee een nieuwetijdsperiode in de mensheidsgeschiedenis ingeluid.

 

Na het einde van de tweede wereldoorlog werd Carl Welkisch met zijn bloedverwanten uit zijn silezische geboortegrond verdreven. Pas na meerdere jaren geleden te hebben onder de ellende als vluchteling in provisorisch ingerichte toevluchtsoorden vond hij tenslotte een nieuw thuis in Uberlingen aan het Boden meer. Zijn leven was bepaald door het bovenzinnelijke beleven van de godsliefde tot in iedere lichaamscel. Op zijn weg van navolging van Christus moest hij steeds weer in een bovenzinnelijk beleven de passie van Jesus ondergaan, om zoals Hem geheel open te worden voor de ontmoeting met en het vervuld zijn door God de Vader en Zijn oneindige liefdesvolheid. Carl Welkisch beleefde en leed bijgevolg in dezelfde mate de tegenstelingen van deze wereld in zich: de lage satanische geestenwereld, zoals die in de Hitlertijd ook naar buiten toe bepalend werd, en gelijktijdig de alles overwinnende, verlossende en omhoogtrekkende godsliefde, die graag iedere mens in dezelfde liefde zou willen ontmoeten.

 

Reeds in 1927 publiceerde Carl Welkisch zijn eerste boek "Vergeistigung" fwaarin hij zijn inzichten over het wezen van de mens en zijn ontwikkelingsweg beschrijft. In 1957 verscheen de bewerkte en meer uitgebreide versie onder de titel "Im Geistfeuer Gottes" (In het vuur van Gods Geest: ned. vertaling verkrijgbaar) waarin men ook de God de Vader-belevenissen en -gesprekken vindt. In een bewerkte en ingekorte vorm verscheen in 1979 een nieuwe uitgave van dit boek, uitgebreid met de belevenissen van de latere jaren. Dit boek vond zijn aanvulling met "In den Fußstapfen Christi", waarin de laatste jaren tot aan zijn heengaan beschreven worden. Eveneens verscheen na zijn overgang zijn boek "In der Liebesglut Gottes".

 

In dit werk beschrijft hij de in de verbinding met de lichaamsvergeestelijking staande opgave van vergeestelijking van de seksualiteit (Sexus). Als mysticus moest hij de sexualiteit niet onderdrukken maar leven. Doch niet onder het menselijke aspekt, maar uitsluitend door de goddelijke liefde en de goddelijke wil te volgen. De liefde van God, die hij als mysticus in zich tot uitwerking moest laten komen, moest in de door God geleide liefdesverbinding met een andere mens, die naaste mens ten deel vallen, om hem de verlossende godsliefde te doen toekomen. Wezenlijk is in iedere ontmoeting tussen de mensen niet het uiterlijke geslacht, maar enkel - zoals door Christus en God de vader steeds weer de nadruk werd gelegd -, dat de mens moeite doet zijn naaste onzelfzuchtig lief te hebben. Dan zijn de geliefden innerlijk ook altijd met God verbonden en de liefde uit het hart zal de sexualiteit meer en meer doordringen en het instinktieve overwinnen. Daardoor zullen zij beiden gedurende de tijd opwaarts ontwikkelen.

 

Volgens de inzichten van Carl Welkisch bestaat de mens uit drie niveaus geest, ziel en lichaam.

 

De individuele geest is de oorspronkelijke schepping van God en de eigenlijke drager van de persoonlijkheid. God heeft de geestwezens de wilsvrijheid geschonken en in de uitoefening hiervan hebben reeds velen zich van de liefde van God verwijderd (de val uit het paradijs).Daardoor heeft het evenbeeld zijn van God in min of meerdere mate ingeboet. Volgens de ervaring van Carl Welkisch heeft de mens door een slechts eenmaal mogelijke weg van het aardse bestaan in volledige zelfstandigheid de mogelijkheid om zijn verloren gegaan geestelijk nivo weer te herkrijgen.

 

De ziel is een fijnstoffelijk lichaam, die uiterlijk op ons materieel lichaam lijkt. Ons oppervlakkig voelen en denken wordt in de regel door de ziel bepaald, alleen in momenten van diepere liefde, van het zich innerlijk verheft voelenen ook als geweten wordt de geest bespeurbaar. De menselijke ziel is -zoals Carl Welkisch, Jakob Boehme en Jakob Lorber eenduidig leren- de laatste trap van een opwaartse ontwikkeling van het mineraal-,planten- en dierenrijk tot verder omhoog naar de vorming van een menselijke ziel. Deze zielsverhuizing moet men niet verwisselen met wedergeboorte (fysiek) oftewel reinkarnatie.

 

Het lichaam is onze zichtbare uitdrukking, zonder deze en de ziel als verbindingslid zou de geest zich niet in de wereld kunnen uitdrukken. Het aardse lichaam is een onvervreemdbaar bestanddeel van de totale persoonlijkheid mens en als zodanig net als de ziel geroepen om tot vergeestelijking en opstanding te komen. Dat betekent dat de nu nog vergankelijke materie weer in het geestelijke terug moet worden geheven.

 

Geest, ziel en lichaam moeten door het proces van de wedergeboorte, waarin de godsliefde van binnen naar buiten toe de gehele mens doordringt en heiligt, tot een eenheid versmelten. Deze ontwikkeling voltrekt zich hier in het aardse bij bijna alle mensen slechts tot een bepaalde graad. Dat, wat in het aardse leven niet bereikt wordt, kan ieder afzonderlijk met goddelijke bijstand in het hiernamaals geleidelijk nog achteraf inhalen. Aangezien de mens als zijn totale persoonlijkheid beschouwd wordt, bestaat er voor Carl Welkisch zoals bij vele andere christelijke mystici wel de wedergeboorte doch echter niet een uiterlijke wederbelichaming.

 

Carl Welkisch van God gekregen opgave was, de eenheid van geest, ziel en lichaam al in het aardse leven te bereiken, die hij ook als vergeestelijking van ziel en lichaam aanduidde. Hij is daarmee een baanbreker voor deze en toekomstige generaties, voor wie de terugweg tot God door zijn wegbereiding gemakkelijker en sneller verlopen moet. Hij moest geen nieuwe leringen brengen, en ook niet in de een of andere vorm een gemeenschap stichten. Het buitengewone en volkomen nieuwe bestond daarin, al tijdens zijn aardse leven de goddelijke liefde tot in het uiterste van de materie tot volle uitwerking te laten komen. Zo werd hij- als plaatsvervanger van de mensheid voor God- geschikt tot het beleven van God de Vader in de materie van het aardse lichaam.

 

Iedere afzonderlijke mens draagt alle elementen van de schepping in zich. Het is de opgave van de mensen in volledige vrijheid en zelfstandigheid de godsliefde in zich op te nemen, zoals Carl Welkisch dit als mysticus beleefde. Hij moet zich vergeestelijken om daarmee de gevallen schepping te helpen verlossen. God heeft de medewerking van mensen nodig om de schepping uit haar van God verwijderde toestand te verlossen. Precies zo echter heeft de mens God en diens verlossende liefde nodig,om zelf tot een echt kind van God rijp te worden.

 

Carl Welkisch stierf in alle stilte op 9 augustus 1984 op bijna 96 jarige leeftijd in Ueberlingen.

 

Carl Welkisch

Wat wij o.a. zo fascinerend aan Carl Welkisch vinden, is zijn tolerantie. ln elk opzicht bijv.(!!) m.b.t. religie en ook sexualiteit, is hij vergeleken met andersdenkenden en -voelenden volledig open en vrij. Steeds weer nodigt hij uit tot openheid, tot een uiteenzetting met andere meningen en tot controle van de eigen instelling, om niet star te worden. Daarbovenuit maakt het feit dat hij een hedendaags christelijk mysticus is, zijn boodschap gemakkelijker verstaanbaar. In tegenstelling tot de mystici uit vroegere eeuwen en andere religies heeft hij daarmee dezelfde kulturele achtegrond en spreekt onze taal in die zin dat er geen verkeerd geinterpreteerde zinnen kunnen bestaan als gevolg van oud taalgebruik. Na het eerste vertrouwd worden van zijn wereldbeschouwing zijn zijn boeken eenvoudig te lezen en toegankelijk. Een mysticus om te omhelzen.

 

Wat Carl Welkisch allemaal in zijn leven heeft moeten doorstaan aan bovennatuurlijk lijden is voor ons mensen heel moeilijk te bevatten. Toch was dit de weg die God de Vader voor hem gekozen had en waarin Carl Welkisch in een voorgeboortelijke belevenis beleefde en daardoor herinnerde dat hijzelf voor deze moeilijke opgave had ingestemd. Alleen door het vele lijden kon Carl Welkisch voor God de weg vrij maken opdat HIJ de macht die de materiele krachten op het wereldgebeuren uitoefenen kon breken. Dit houdt o.a. in dat de mens nu extra veel hulp kan verkrijgen bij zijn geestelijke ontwikkeling. Nog vele andere mogelijkheden zijn er door het plaatsvervangend lijden door Carl Welkisch voor de mensheid vrijgekomen. Het is God nu mogelijk geworden om -zonder daarbij ZIjn eigen kosmische en geestelijke wetten te moeten overtreden- krachtiger met Zijn liefdeswil de materie te kunnen doordringen om zo de gehele gevallen natuur op een hoger plan te brengen.

 

 

 

naar boven